I

i.e.
1. (lat) id est - Met andere woorden.


ibid.
1. (lat) ibidem - Op dezelfde plaats (boek, etc).


id.
1. (lat) idem - Hetzelfde.


Identiteitstheorie (identity theory)
1. Overtuiging dat mentale staten gelijk (identiek) zijn met fysieke staten. Onder deze theorie vallen fysicalisme en neutraal monisme. Nederlandse vertaling wordt niet veel gebruikt; bekend als Identity theory.


Inclusief monotheïsme
1. Zie henotheïsme.


Inclusieve rechtspositivisme
1. Zie Rechtspositivisme (inclusieve-).


Indirecte paternalisme
1. (Indirect paternalism, Feinberg, 1986:9) Vorm van paternalisme - in tegenstelling tot directe paternalisme - waarbij een persoon wordt beperkt in zijn leven ten gunste van een ander persoon. Een ander persoon wordt weerhouden de ander schade toe te brengen. Bijvoorbeeld ouders die beperkt worden zodat ze hun kinderen niet mishandelen of mensen die beperkt worden in het meewerken aan euthanasie. Ook wel: impure paternalisme genoemd (G. Dworkin)


Inductieve argumentatie
1. Zie Argumentatie (inductieve-)


Impure paternalisme
1. (Impure paternalism) Vorm van paternalisme - in tegenstelling tot pure paternalisme - waarbij de groep/persoon die te maken krijgt met de inbreuk groter is dan enkel de groep/persoon die beschermd wordt. Bijvoorbeeld sigarettenfabrikanten (die zelf misschien niet eens roken) die te maken krijgen met beperkingen in verband met de gezondheid van de kopers van sigaretten.


Instrumentele waarde
1. Zie Waarde (instrumentele-)


Intentionaliteit
1. Het ergens op gericht zijn, ergens over gaan. In de filosofie van de geest spreekt men over de intentionaliteit van mentale toestanden: deze gaan ergens over gaan, ze zijn gericht op een object of een inhoud. Bijvoorbeeld: kwaad zijn OP de buurman.


Intrinsieke waarde
1. Waardevol vanuit/in zichzelf en niet voor iets waartoe het kan leiden (zonder verder doel).

Tegenovergesteld begrip
Extrinsieke waarde
Instrumentele waarde

Iragaray
1. Luce Iragaray (1930-). Filosofe.