W

Waarachtigheid
1. Overeenstemming tussen subjectieve oordelen met gedrag (hij gedraagt zich niet waarachtig want hij zegt dat hij geen bier lust maar ik zag hem laatst wel een biertje drinken).

 Waarde
1. Betekenisgevend ideaal of motief wat nagestreefd wordt.

Waarde (instrumentele-)
1. Waarde die geen doel op zich is, maar in dienst staat voor een hogere waarde.

Waarde (intrinsieke-)
1. Zie Intrinsieke waarde.

Waardeconflict
1. Strijd bij het handelen tussen twee of meerdere waarden die niet opgelost kan worden (in het debat over meer cameratoezicht in stadscentra: je wilt privacy maar ook veiligheid).

Waarheid
1. Abstract en complex begrip waarmee wordt uitgedrukt de echtheid van de werkelijkheid/het zijn (de ware werkelijkheid zonder vervorming door bijvoorbeeld onze zintuigen), of
2. Het in overeenstemming zijn van kennis met deze werkelijkheid (het is waar dat de brug openstond). Wordt door sommige filosofen onderscheiden van juistheid en waarachtigheid.

Waarneming
1. Een betekenisvolle interpretatie van de gegevens die we via de zintuigen tot ons krijgen.

Waluchow
1. Wilfrid J. Waluchow. Filosoof.

Weber
1. Max Weber (1864-1920). Filosoof.

Wet
1. Bindende, gezaghebbende (levens-) regel (s). De herkomst kan - natuurkundig (bijvoorbeeld de wet van Ohm) zijn, of - uitgegaan zijn van God, of - uitgegaan zijn van de mens (rechtsregels: bijvoorbeeld de Grondwet).

Wet van de toereikende grond
1. Zie Beginsel van de toereikende grond.

Wezensdefinitie
1. Omschrijving van een ding (een zaak) waarin de kern van het ding wordt vastgelegd. Ook wel zaakdefinitie genoemd. Zonder deze kern - het wezen van de zaak - kan van het ding geen sprake zijn.

Voorbeeld (Aristoteles)
De mens is een wezen dat de rede bezit. Indien je een wezen ziet zonder rede, is van een mens geen sprake. Anders gezegd: zonder rede, geen mens.

Tegenovergestelde begrip
Woorddefinitie

Whitehead
1. Alfred (North) Whitehead (1861-1947). Filosoof.

Wijsbegeerte
1. Wetenschap die streeft naar wijsheid en kennis.
2. Synoniem: Filosofie

Wijsgeer
1. Beoefenaar van de filosofie.

Wil
1. De wil is het vermogen bewust naar iets te streven of te wensen.

Wil tot macht
1. Bekend filosofisch standpunt van Nietzsche waarmee hij heeft wil uitdrukken dat alles in de werkelijkheid streeft naar het hebben van macht. Het gaat hierbij dus niet enkel om de mens die zoveel mogelijk macht wil hebben maar nadrukkelijk over de hele werkelijkheid; een werkelijkheid die volgens Nietzsche constant in verandering is. Dus ook een steen heeft een Wil tot Macht. In deze werkelijkheid zie je een wil - of beter dus meerdere Willen - die streven naar beheersing en overheersing. Het gaat hierbij ook trouwens over macht over jezelf! Over zelfbehoud. Voor de mens is de wil tot macht een streven naar vrijheid; het ultieme machthebben over jezelf.

Wittgenstein
1. Ludwig Wittgenstein (1889-1951). Filosoof.

Woorddefinitie
1. Omschrijving van de betekenis van een woord in een taal.